Tania zette de motor af van haar blauwe mustang. Ze deed de deur open en stapte uit. Een koud briesje speelde met haar haren. Ze deed haar sjaaltje voor haar mond en neus omdat het koud was. Ze liep stevig door op haar zwarte hakken. Waarom had ze die stomme dingen aangedaan? Het deed pijn aan haar voeten en dan zou ze snel blaren krijgen. Tuurlijk, die meeuwen ook nog, die je altijd onderkakken. Ja, Tania was een beetje in een rothumeur. Maar ze had zelf gekozen om naar de pier te gaan waar het koud was. En dan in de herfst. Ze liep over de pier,helemaal naar het einde toe. Daar stopte ze en ging op de rand zitten. Ze deed haar hakken uit en liet haar voeten in het ijskoude water . Een rilling liep over haar rug en ze deed haar hakken weer aan. Veel te koud. Dus ze bleef maar gewoon voor zich uitstaren. Wachtend op iemand die met haar wou praten of gewoon naast naar wou zitten en naar de zee staren. Of ze bleef hier maar alleen totdat het terug ochtend werd en dan besloot ze maar naar huis te gaan als er niemand kwam opdagen. Een diepe zucht ontsnapte uit haar lichaam en een wolkje kwam uot haar mond. Wemlke halvegare kwam hier nu zitten? Tania dus.