Afwezig liep Fleur door de gangen. Het zat haar niet echt mee op deze school. Ze kende nog niemand. Natuurlijk had ze wel eens een klein praatje met iemand gemaakt, de weg gevraagd enzovoort. En ze had mensen uit haar klas wel herkend in de gangen, of soms in de stad. Maar meer? Nee. Ze was altijd te gesloten tegenover anderen. Dat was haar grootste karaktereigenschap die in de wegzat in het maken van nieuwe vrienden. Ze miste haar oude thuis. De taal, de manier waarop mensen met elkaar omgingen. Alles. Heimwee? Misschien. Ze werd overspoeld door gedachtes. Een onderbroken gedachtestroom nam bezig van het meisje. Maar een van haar herinneringen bleef sterk naar boven drijven. Ze had keer op keer geprobeerd hem uit haar hoofd te bannen; maar de omvang ervan was te groot. En bovendien waren de herinneringen die ze ervan had te zoet… Te fijn om te vergeten. Peinzend slaakte ze een zucht. Sinds ze hier was, was ze alleen. Alleen met haar gedachtes. Haar herinneringen. In het begin was het niet zo erg; het was juist fijn. Een beetje leven zoals een kluizenaar. Niet precies, maar ze had wel de neiging zichzelf buiten te sluiten van de rest. Dat was dan ook weer een van de redenen waarom dat ze geen vrienden had gemaakt.
Zo zachtjes als ze kon maakte ze de deur open. Ze deed het langzaam, waardoor hij een oorverdovend piepend geluid maakte. Ze beet op haar lip. Maar het leek alsof niemand haar hoorde, of wilde horen. Geruisloos zette ze voet in de bibliotheek. Ze moest nog wat boeken zoeken, waar ze de benodigde informatie uit kon halen voor het proefwerk. Snel beende ze naar de dichtstbijzijnde boekenkast en begon daar wat in te zoeken. Al snel vond ze wat ze zocht; een dik boek. Het was bijna een pil te noemen, maar ze had wel eens dikkere boeken gelezen. Rustig, en blij dat ze het goede boek had gevonden, liep ze naar een tafel. Eentje ergens afgelegen in een hoek. Stilletjes ging ze zitten en zette ze haar tas naast haar stoel neer. Ze slaakte een moeizame zucht. Nu was het studeer tijd. Met tegenzin opende ze het boek en begon ze er een beetje in te bladeren. Ze nam alles een beetje door, maar haar herinneringen wouden weer bezit van haar gedachtes nemen. Het was vervelend. Maar ze gaf zich al snel over toen die ene herinnering kwam… Die herinneringen van hem. Afwezig zette ze haar elleboog op de tafel en liet ze haar hoofd op haar handpalm rusten. Dromerig staarde ze in het niets, terwijl ze een zucht slaakte. De zucht was niet moeizaam, niet geïrriteerd… Maar verlangend. Ze wist dat haar verlangen onmogelijk vervuld kon worden. Dat was hij vanaf het begin dat ze hem kreeg al, of toch eigenlijk niet?
- Alleen Alexander, denk ik (; -