Sawyer ging zitten op een klein bankje langs het strand. Ze zag de zee in de verte, de zon was alweer klaar om onder te gaan. Ze zuchtte even en legde haar handen in haar schoot. Haar tanden zette zich op haar lip terwijl ze voor een kleine seconde haar ogen sloot. Waarom voelde zich hier niet thuis? Ze hoorde hier niet, niemand begreep haar. Ze wou wel wegrennen, maar dan sloot ze zichzelf nog sneller op in haar kamer met de radio zo hard dat niemand haar kon horen schreeuwen. Niemand wist het zo goed als haar.. Hoe het voelde om gepijnigd te worden, hoe het was om je verdwaald te voelen, om buiten gesloten te zijn. Om geschopt te worden als je down was, op het randje van de val zijn en dat er niemand was om je te redden. Niemand wist het zo goed als haar.
Het vreemde was dat ze zich zo voelde, ondanks dat ze op haar oude school genoeg vrienden had. Hier had ze er een paar, maar de enige die ze echt op kon noemen was Kenneth. Ze had geen zin in veel vrienden, die leidde je toch weer in de val. Dit kreeg ze dan, voor opnieuw gevallen te zijn. Ze kon het nooit meer uit haar hoofd krijgen. De manier hoe ze haar lieten voelen, de manier waarop hij haar had gezoend en de manier waarop hij haar verliefd liet worden. Ze zuchtte, ze wou er niet eens meer over nadenken.
Maar ergens van binnen, wist ze dat ondanks dat ze zich van een andere wereld voelde, en dat alles wat ze wou in het leven onmogelijk was, ze nog een kleine kans had op een leven. Want mensen trokken je uit elkaar, maar in jezelf leefde de droom nog. Die zou je niet vergeten. Ze konden haar niet breken, ze konden haar niet veranderen en konden haar niet neerhalen. Ze zuchtte opnieuw.
Ze kwam weer terug op aarde, haar gedachteloop was even uitgeschakeld. En dat kwam door een stem.